Nieuwsbericht | 6-10-2022
Hoe Zuid-Holland bereikbaar blijft
Het wordt steeds drukker in de provincie Zuid-Holland. De economie groeit en dat trekt meer mensen en bedrijven aan. Nu al maken zo’n 3,7 miljoen mensen iedere dag gebruik van de infrastructuur om naar hun werk, opleiding, school of naar het sportveld te gaan. Ook trekken allerlei evenementen, de kust en musea een hoop bezoekers naar de provincie.
Tegelijkertijd zoeken meer mensen een huis en is er krapte op de woningmarkt. Om dit woningtekort op te lossen, wil het kabinet voor 2030 900.000 nieuwe woningen bouwen. Ruim 230 duizend hiervan moeten in Zuid-Holland komen te staan. Een groot deel van deze huizen in grote steden als Rotterdam en Den Haag. Het gaat vooral om bijbouwen van betaalbare huizen voor mensen met een middeninkomen en sociale huurwoningen.
Maar hoe zorgt de provincie dat deze huizen er komen? En hoe blijft de provincie bereikbaar? Over deze vragen spreken we Eric Terlien. Hij houdt zich bezig met de Verstedelijkingsstrategie Zuid-Holland. In een tweeluik geeft Terlien antwoord op deze belangrijke vragen. Vandaag het eerste deel: Hoe nu verder met de woningmarkt?
Tango tussen mobiliteit en woningbouw
Terlien steekt gelijk van wal: ‘Als overheid bouwen we zelf geen woningen, maar we kunnen door cofinanciering, vergunningen en het aanpassen van bestemmingsplannen wel stimuleren dat er meer wordt gebouwd. Dat valt allemaal onder de verstedelijkingsstrategie.’
En die strategie is veel breder dan de woningbouwopgave alleen. Terlien noemt het een ‘tango tussen mobiliteit en woningbouw’. ‘Vroeger werd er ergens flink bijgebouwd, vervolgens ontstonden files en liepen gebieden compleet vast. Nu proberen we daar in deze verstedelijkingsstrategie rekening mee te houden, door ook al in de planfase te kijken naar knelpunten op hoofd-, binnenstedelijke-, spoorwegen.’
Een goed voorbeeld is volgens hem het voormalige bedrijventerrein de Binckhorst en het Central Innovation District in Den Haag, waar tot 2040 zo’n 25.000 nieuwe woningen en 30.000 werkplekken bijkomen. ‘Opgeteld gaat dit om een middelgrote plaats die in en tegen het centrum van Den Haag ligt, dat zorgt natuurlijk voor de nodige extra verkeersbewegingen dus ook meer drukte. Hier houden we rekening mee door in het begin zoveel mogelijk te sturen op bouw bij bestaande OV-knooppunten of in de buurt van bestaande voorzieningen, zoals scholen. Ook liggen er plannen, voor als het drukker wordt, om een extra tramverbinding aan te leggen. Mobiliteit en woningbouw worden tegenwoordig veel beter op elkaar afgestemd.’
Nieuwbouw niet de enige oplossing
Voor het bouwen van nieuwe woningen kijkt de provincie naar belangrijke locaties, legt Terlien uit. Plannen gaan vooral uit van nieuwe woningen rond bestaand stads- en dorpsgebied, rond hoogwaardig openbaar vervoerknooppunten, bedrijventerreinen en naoorlogse wijken. ‘Inwoners willen alle voorzieningen in de buurt hebben. Van sportclub tot winkels en werk. Dat werkt het beste als je bouwt in bestaand stads- en dorpsgebied. Ook willen we bewoners zoveel mogelijk keuzevrijheid bieden via alle modaliteiten: fiets, te voet, openbaar vervoer en de auto. Daarom stimuleren we woningbouw rond bestaande OV-verbindingen om de druk op het wegennet te verminderen.’
En dat hoeft niet altijd nieuwbouw te zijn, benadrukt Terlien. Neem bijvoorbeeld Den Haag waar, volgens Terlien, door vergrijzing in bepaalde wijken het aantal inwoners afneemt. ‘Hierdoor zie je dat inwoners steeds meer vierkante meter per persoon hebben. Tegelijkertijd zie je ook dat de wijk schreeuwt om extra mensen. Scholen hebben te weinig kinderen en bussen rijden halfvol rond. Dan is het toch zonde om ergens in de polder al die voorzieningen opnieuw te bouwen? Helaas wordt er nog te vaak voor (sloop en) nieuwbouw gekozen, terwijl je ook grote appartementen zou kunnen splitsen of het voor ouderen aantrekkelijker kunt maken om te verhuizen.’
Maar hoe krijg je dat voor elkaar? Terlien lacht: ‘We hebben in Nederland genoeg slaapkamers, alleen te weinig voordeuren. Het is logisch dat ouderen niet willen vertrekken uit hun vertrouwde buurt. Hierin moeten we creatiever worden door in hun vertrouwde omgeving 0-tredenwoningen te stimuleren. Zo krijg je weer doorstroming en ruimte op de woningmarkt in de stad.’
We denken dat de stad vol is
Ergens anders waar volgens hem nog kansen liggen om binnen stedelijk gebied extra woningen toe te voegen zijn de naoorlogse woonwijken met veel flats, parkeerplekken en openbaar groen. ‘We denken vaak dat de stad vol is, maar in deze wijken staan vaak twee grote flats met een groene ruimte of parkeerplekken ertussen. Als je woningen op de kopse kant zet, kun je er een gesloten blok van maken. Dat verhoogt tegelijkertijd het wijk-gevoel. Er blijft dan voldoende groene ruimte over om ook echt kwaliteit toe te voegen in de openbare ruimte.’
Niet alleen in stedelijke gebieden heerst er krapte, ook in buitengebieden zoals de Krimpenerwaard en Alblasserwaard komen inwoners in de knel. ‘Voor starters en ouderen is er maar weinig aanbod. De twee-onder-een-kap woningen die hier relatief veel staan, zijn te duur voor starters en voor ouderen komen te weinig 0-trede woningen bij.’ Een oplossing hiervoor, zo denkt Terlien, zijn zogenaamde knarrenhofjes waar starters en ouderen samenwonen. Terlien: ‘Een oud woonconcept dat weer nieuw leven is ingeblazen. Om meer betaalbare woningen te bouwen kun je ook denken aan rug-aan-rugwoningen, waar de achterkant van jouw woning ook de achterkant van iemand anders is. Dat bespaart een hoop bouwmaterialen en ruimte en is dus relatief goedkoop.’
Hoopvol over de toekomst
Terlien ziet de vele knelpunten – stijgende kosten voor bouwmaterialen, te weinig vaklui en om maar te zwijgen over de vertraging die stikstof oplevert – maar toch is hij hoopvol over de toekomst. ‘We zijn al jarenlang de provincie in Nederland die de meeste woningen per jaar bijbouwt. In de afgelopen drie jaar zijn hier netto bijna 44.000 woningen toegevoegd aan de voorraad. Voor de komende tien jaar liggen er voldoende bouwplannen, we moeten met zijn allen flink aan de slag om deze plannen ook waar te maken. Hiervoor zitten we met heel veel partijen aan tafel.’
Terlien kan een zucht niet onderdrukken: ‘Soms lijkt het in de media alsof we net beginnen met bouwen. Sinds 2016 is het aantal nieuwe woningen in Zuid-Holland flink toegenomen. We hebben hier meer dan een kwart van het nationaal totaal vergund. De verstedelijkingsstrategie werpt z’n vruchten af: ongeveer 80 procent van de woningen komt binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast zijn er ook buitenstedelijke plannen op enkele grotere locaties. De bouw rond stations is nog nooit zo hoog geweest in de afgelopen 70 jaar. Dit willen we voortzetten om de provincie economisch aantrekkelijk te houden, leefbaar en bereikbaar voor iedereen.’
In deel 2 gaan we met Eric Terlien dieper in op de gevolgen van al deze bouwwerkzaamheden. Hoe blijft de provincie bereikbaar? En wat is hier allemaal voor nodig?