Nieuwsbericht | 2-02-2023

De mobiliteitstransitie, dat zijn wij allemaal

Lilian Oskamp en Jarno Hazekamp zijn beiden gemeentelijke strategisch adviseurs mobiliteit. De een in Den Haag, de ander in Rotterdam. Ze vertellen over de uitdagingen en kansen die ze zien, onderweg naar een nieuw mobiliteitssysteem.

Zoals alle grote steden hebben Den Haag en Rotterdam te maken met grote uitdagingen op het gebied van bereikbaarheid, klimaat, verkeersveiligheid en leefbaarheid. Uitdagingen die het huidige mobiliteitssysteem onhoudbaar maken en aanleiding zijn voor de zogeheten mobiliteitstransitie. ‘De mobiliteitstransitie is de noodzakelijke doorontwikkeling van het mobiliteitssysteem. Maar wat er precies uitkomt is nog onduidelijk,’ vertelt Lilian. ‘Het is meer een fase die we in goede banen proberen te leiden. We hebben daarvoor een aantal doelstellingen opgeschreven. Zodat we, op momenten dat we keuzes maken, richting die doelen werken. Maar we hebben niet een groot eindbeeld voor ogen.’

Fietspotentie

Oplossingen worden logischerwijs gezocht bij het openbaar vervoer en de (elektrische) fiets: modaliteiten die schoon zijn en veel mensen kunnen vervoeren op de gegeven ruimte. Lilian: ‘Hoeveel kunnen we het fietsgebruik nog opplussen? We weten nog veel te weinig over voetgangers en fietsers en waar ze heen gaan, vergeleken met het OV en vooral de auto. Hoever zijn mensen bereid om te fietsen naar een OV-halte? En hoeveel fietsen zijn er per huishouden?’ Ook Jarno ziet veel toekomst voor de fiets, zeker voor fietsland Nederland: ‘In de regio Zuid-Holland onderzoeken we hoe we modellering en data-analyse kunnen ontwikkelen voor fietsinvesteringen. Daarmee wil je kunnen doorrekenen hoeveel ‘fietspotentie’ een ontwerp heeft en hoeveel auto’s je daar bijvoorbeeld mee kunt afvangen. Voor de fiets bestaat dat nog niet zoals voor autoverkeer. Fietsinvesteringen zijn bijna altijd rendabel, maar wat we eraan uitgeven op landelijk niveau is relatief minimaal. Terwijl we juist verschillende ketens van mobiliteit aan elkaar moeten knopen. Door fiets en OV beter in gezamenlijkheid te ontwikkelen, maar ook fiets en auto.’

Werkgeversaanpak

Gemeenten kunnen mobiliteitsgedrag sturen met parkeertarieven, belastingen of de inrichting van de infrastructuur. Volgens Lilian is het zoeken naar wat je nog meer kan doen. ‘Veel kantoren zitten voor hun werknemers het liefst bij stations. Dáár kunnen we aan de slag met reisgedrag. Zuid-Holland Bereikbaar assisteert ons in de gesprekken met werkgevers en kunnen het wagenpark en het reisgedrag onder de loep nemen.’

Grote afsluitingen kunnen daarbij als best practices dienen. ‘Het is altijd bijzonder hoe je verkeersaders kunt afsluiten met relatief weinig hinder, zoals de Koningstunnel in Den Haag. Het leidde, na enkele dagen wennen, niet tot drukte op andere routes. Zo kunnen werkzaamheden aantonen dat verkeer anders geregeld kan worden. Bij Zuid-Holland Bereikbaar is een verschuiving in voertuigkeuze een mooi middel om op in te zetten richting werkgevers. Dat is zowel voor de stad als de regio gunstig, want dan lopen de wegen minder vol en is de lucht schoner.’

Stedelijk, regionaal en landelijk

Qua mobiliteit zijn er verschillen tussen stedelijke, regionale en landelijke belangen. ‘Door die verschillende invalshoeken kom je op andere interpretaties uit van hoe de wereld eruit zou moeten zien,’ vertelt Jarno. ‘Neem het Hoofdwegennet. Van stedelijk belang is de bereikbaarheid en economische functie, maar zeker ook een hoge mate van leefbaarheid en gezondheid. Van nationaal belang is met name de doorstroming en de nationaal-regionaal verbindende functie. Dat leidt nog wel eens tot interpretatieverschillen over hoe je met zo’n stuk infrastructuur omgaat.’

Die verschillen betekenen overigens niet dat je er samen niet uit kunt komen. Jarno: ‘Je komt samen zeker wel tot nieuwe ideeën. Vaak is het ook een kwestie van budgetten en wie waarvoor verantwoordelijk is. Voor veel dingen heeft een gemeente echt het Rijk nodig, maar andersom net zo goed; behalve cofinanciering heb je ook codependency. Succes is afhankelijk van de interactie en hoe je erin staat. Hoe gaan we dit aanpakken, waar willen we aan werken? Dat is best ingewikkeld.’ Lilian ziet genoeg perspectief: ‘Het is een kwestie van elkaars taal leren spreken. Een rode draad uit de verschillende doelen halen is een opgave, maar wel te doen. We komen elke keer tot nieuwe ideeën en die worden steeds beter.’

Wees de verandering

Jarno sluit af met een oproep aan alle lezers: ‘Wees de verandering die je wilt bereiken. We zijn allemáál het mobiliteitssysteem en bepalend voor de transitie. Wij zijn twee gemeentelijke adviseurs, maar iedereen heeft er een rol in. Als iemand zijn bedrijfsmodel aanpast of vanaf morgen vaker de fiets pakt in plaats van de auto, is dat al een mooie stap. Dus help jezelf en elkaar om naar die betere toekomst te werken.’ ‘Dat geldt ook voor verkeersmedewerkers,’ voegt Lilian nog toe. ‘Wees je bewust of je met korte- of langetermijnoplossingen bezig bent. En zorg dat je beslissingen neemt die leiden tot vervoersgedrag dat je oneindig kunt herhalen en niet over twintig jaar het volgende probleem creëren. Dat is een heel belangrijke!

Samenwerkingspartners